
27 July 2025
Het handelsakkoord tussen de Europese Unie (EU) en de Verenigde Staten voorziet in een uniforme douanerechten van 15% op Europese exporten naar de VS. Deze maatregel maakt een einde aan een periode van onzekerheid waarin zelfs hogere tarieven tot 30% werden overwogen, maar blijft niettemin een schok voor bepaalde economische sectoren, met name voor België, een land met een zeer open economie die sterk afhankelijk is van export.
België is sterk afhankelijk van internationale handel, vooral met de Verenigde Staten, zijn belangrijkste handelspartner buiten de EU. De Belgische export naar de VS vertegenwoordigt ongeveer 0,9% van het BBP van het land aan directe blootstelling, maar via Europese waardeketens stijgt deze blootstelling tot 1,54% van het BBP, of zelfs meer in geval van een escalatie van tarieven.
De verhoging van de douanerechten tot 15% heeft negatieve gevolgen voor de concurrentiekracht van Belgische exportgerichte sectoren, zoals farmaceutica, chemie, kunststoffen en de automobielsector.
Volgens analyses kan een Amerikaans douanerecht van 10% het Belgische BBP op korte termijn met minstens 0,11% verminderen, terwijl een tarief van 25% kan leiden tot een directe daling van 0,26% tot 0,69% van het BBP. Deze cijfers weerspiegelen de directe impact op de export; indirecte effecten, zoals verlies van vertrouwen en verstoringen op de financiële markten, kunnen deze situatie verergeren.
Voor bedrijven betekent deze verhoging vaak een druk op de marges of verlies van marktaandeel ten opzichte van lokale concurrenten of regio’s die niet aan deze rechten onderworpen zijn. Dit kan ook Amerikaanse investeringen in België verminderen, uit vrees voor negatieve repercussies op hun export naar de VS.
Wat de bouw- en energiesector betreft, beïnvloeden de Europese-Amerikaanse douanerechten indirect de kostprijs van ingevoerde materialen en dus ook de kosten van bouwprojecten in België.
De stijgende materiaalkosten, gecombineerd met grotere onzekerheid tussen handelspartners, kunnen leiden tot hogere prijzen voor Belgische consumenten, zowel in de bouwsector als op hun energiefactuur. Er zal echter meer duidelijkheid nodig zijn over de details van het akkoord om de precieze impact op de bouwsector te meten.
Wel is het duidelijk dat de energiekosten negatief zullen worden beïnvloed door dit akkoord. De energiesector wordt getroffen door indirecte kosten, aangezien een deel van de ingevoerde componenten (zoals apparatuur voor de productie en distributie van energie) aan Amerikaanse douanerechten zal worden onderworpen, wat bijdraagt aan een stijgende druk op de eindprijzen voor consumenten.
Uiteindelijk zullen deze douanerechten waarschijnlijk worden doorgerekend aan Belgische consumenten, via hogere prijzen voor ingevoerde goederen, maar ook voor lokaal geproduceerde goederen die afhankelijk zijn van ingevoerde onderdelen of materialen met verhoogde kosten.
In sectoren met sterke concurrentie kan deze prijsstijging leiden tot een afname van het aanbod of tot banenverlies, vooral in de chemie, farmaceutica en de automobielsector – sleutelsectoren voor de open Belgische economie.
Essenscia, de federatie die de chemische, farmaceutische en kunststofindustrieën in België vertegenwoordigt, benadrukt dat hoewel het akkoord een einde maakt aan een escalatie, een tarief van 15% nog steeds een belangrijk obstakel vormt voor de concurrentiekracht, met gevolgen voor export en economische stabiliteit van sterk exportgerichte bedrijven.
Het EU-VS-akkoord dat een douanerecht van 15% op Europese producten invoert, brengt juridische stabiliteit na een lange periode van onzekerheid. Toch vormt het een aanzienlijke rem op de Belgische economie, vooral op haar exportgerichte sleutelindustrieën, met directe en indirecte effecten op het BBP, buitenlandse investeringen, concurrentiekracht en uiteindelijk op de kosten voor Belgische consumenten, met name in de bouw en energie.